Themamiddag

Een ASF-themamiddag

Een ASF-themamiddag

Elk jaar organiseert ASF Nederland een themamiddag. Op 16 november 2011 zat de Hollandse Schouwburg vol met mensen voor de ASF-themamiddag ‘Ergens welkom? Vluchtelingen in Nederland’. Deze beladen plek is nu een herdenkingsmonument voor de Holocaust. ASF-vrijwilligers werken er al twintig jaar.

Hoe moeilijk was het voor vluchtelingen van vroeger om zich weer thuis te kunnen voelen, en hoe is dat voor vluchtelingen nu?

De in 1938 naar Nederland gevluchte Ruth Wallage-Binheim vertelt hoe zij haar eerste tijd in Nederland beleefde. Als Joods meisje van dertien was ze samen met haar broer en zus met een kindertransport, georganiseerd door het Nederlandse Rode Kruis, uit Duitsland naar Nederland gehaald. Ze moesten weg uit Duitsland. In de oorlog werkte ze in Amsterdam bij de Joodse crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg. De Nederlandse Joodse gemeenschap ving haar goed op.

Wallage-Binheim werd in 1943 opgepakt. Via Westerbork kwam ze met haar zus Hannah in Auschwitz terecht. Ze hoopte nog, vergeefs, haar ouders daar terug te kunnen vinden. Auschwitz werd bevrijd door de Russen, maar daar was de oorlog niet mee voorbij. Het was nog een hele toer om terug naar Nederland te gaan. Ruth en Hannah liepen met zijn tweeën door Europa, tot ze opgevangen werden door Franse ex-krijgsgevangenen. Om beschermd te worden tegen seksueel misbruik door de Russen trokken de zussen Franse legeruniformen aan.

Terug in Nederland was de ontvangst niet erg warm. "Er heerste een haat tegen alles wat Duits was. Ik werd vaak als moffin gezien". De haat tegen Duitsers heeft Wallage-Binheim maar naast zich neergelegd. Haar ouders hadden de oorlog niet overleefd; er was niets wat haar nog aan Duitsland bond. Ze bleef in Nederland. Hier is ze getrouwd en heeft ze een nieuw leven opgebouwd: "Ik heb Auschwitz overleefd en ik leef nu nog". Wallage-Binheim haalt de woorden van Bill Minco uit 'Koude Voeten’ aan: "Waarom wil ik nog leven? Waarom kan ik nog leven? Waarom moet ik nog leven? Ik kan nog leven omdat er mensen zijn die van mij houden. Ik wil nog leven omdat ik van mensen houd. Ik moet leven omdat ik overleefd heb."

Daarna vertelt vreemdelingenadvocaat Frank van Haren hoe het tegenwoordig is om als asielzoeker in Nederland toegelaten te worden. Na de oorlog kreeg het uitgangspunt Dit Nooit Meer uiting in allerlei internationale verdragen, waaronder het verdrag van Genève. "Maar vanaf eind jaren negentig kwam er een kentering in het politieke denken. Het idee werd: 'we zitten vast aan internationale verdragen’. Liever één vluchteling weigeren dan dat er één charlatan door het net kruipt'”, aldus Van Haren. Om zogenaamd bedriegers eruit te pikken, worden asielzoekers gevraagd naar bewijzen van hun vluchtverhaal. Van Haren verwijst naar het verhaal van Ruth Wallage-Binheim. Tegenwoordig zou de overheid bewijs willen van allerlei zaken - in de vorm van voorwerpen of van zeer gedetailleerde verslagen: "Mevrouw, heeft u bewijs van dat u als man verkleed was om u te beschermen tegen de Russen? Zijn daar foto’s van? Nee? Vertelt u dan eens wat meer. Hoeveel knopen had het Franse uniform waarmee u zich beschermde tegen de Russen?".

Hij beklaagt zich bitter over de kwaliteit van de besluitvorming. De complexe achtergrond van een asielzoeker wordt in de asielaanvraag maar al te vaak versimpeld. Het verhaal van de asielzoeker wordt hierdoor vaak als ongeloofwaardig afgedaan, omdat het niet in het hokje van een bepaalde regio of afkomst past. Een ‘nee’ van de IND is nauwelijks uit het dossier te halen."

De laatste spreker van de dag, vluchteling Paul Mbikayi, sluit zich aan bij Van Haren: "In Congo had ik gestudeerd, en ook Engels geleerd. Toen ik in Nederland was aangekomen, bood ik dus aan om te tolken voor asielzoekers die geen Engels spraken. De IND was er echter van overtuigd dat Congolezen geen Engels kunnen - ik kon dus helemaal niet uit Congo komen, mijn verhaal zou gelogen zijn”.

Mbikayi vertelt over zijn beginjaren in Nederland: "Ik kwam Nederland binnen op Koninginnedag – een heel positief begin. Iedereen was aan het dansen, en blij, en oranje! Maar daarna viel het tegen. Ik heb in de beginjaren op elf plekken gewoond, met veel andere mensen in één woning.

Wat hem echter het meest deprimeerde: "In Apeldoorn woonde ik met mensen uit verschillende andere landen, en de verwarming stond altijd tropisch warm. Waarom zetten we ‘m zo hoog, vroeg ik me af. Zijn we ons niet bewust van de rekening? Ik ging naar een ambtenaar, om te vragen of we niet meer te weten konden komen over het energieverbruik, zodat we er bewuster mee om konden gaan. Maar ik kreeg te horen dat het niet uitmaakte: "Meneer, wij zorgen gewoon voor u".

Aan het eind van de middag vertelt de Duitse ASF-vrijwilligster Carolin Walter over haar verblijf in een asielzoekerscentrum: "Ik woonde er een jaar, dus ik leefde erg mee met de bewoners. Ik bezoek nu ook veel vluchtelingen die in de Schipholgevangenis zitten. Sommigen zitten er al acht, negen of tien maanden, maar snappen niet waarom: “Ik ben toch niet crimineel?”.

Dat vluchtelingen het ook ná toewijzing van een verblijfsstatus moeilijk kunnen hebben, vertelt ook Mirjam Tzafrir, medewerker van Vluchtelingenwerk in IJsselstein en Lopik: "Wij zijn belangenbehartigers voor vluchtelingen, zowel voor, tijdens als na de asielprocedure. Hierbij gaat het vaak om praktische zaken, zoals huisvesting. Vrolijk en opgetogen krijgen vluchtelingen met een status een woning, na een tijd lang wonen in asielcentrum. Maar die opgetogenheid en vrolijkheid verdwijnt snel, wanneer het ‘echte leven’ begint." In tegenstelling tot het leven in een centrum moet al het regelwerk nu zelf geregeld worden. Hun verwachtingspatroon moet worden bijgesteld.

Tzafrir geeft aan hoe lastig het kan zijn voor Vluchtelingenwerk om vluchtelingen in deze periode echt te ondersteunen. Maar Mbikayi benadrukt hoe goed Vluchtelingenwerk hem geholpen heeft. Hij voegt er aan toe hoe belangrijk het is om positief in het leven te staan: "Weinig mensen zijn echt verdraagzaam, maar ze zijn er. Al is het maar drie procent van de samenleving. Ik kies bewust voor deze drie procent die mij de hand reikt. Het is een keuze: ik weiger pertinent om te generaliseren vanuit het negatieve. De afgelopen jaren is de Nederlandse samenleving echter wel verhard. Daarbij geldt ook dat, nu ik Nederlands kan, ik het ook versta. Maar ik kan mijzelf nu ook van repliek dienen."

Barbara Schöpping besluit de middag door zich af te vragen hoe we de onverdraagzaamheid in de samenleving kunnen doen kenteren. Mensen komen hier niet voor niks asiel aanvragen. Hoe laten we vluchtelingen zich welkom voelen in dit land? De verhalen die verteld zijn op deze ASF-themamiddag leveren hier geen direct antwoord op, maar zijn zo indrukwekkend dat het publiek er nog lang over doorpraat.

Zwaan Lakmaker
Studente Antropologie
Universiteit van Amsterdam